De Geschiedenis van Goudhurst

Goudhurst is waarschijnlijk heel lang geleden begonnen als een opengekapte plek in het woud van Anderida dat zich over de gehele “Weald” uitstrekte. Men weet niet waar de naam vandaan komt. “Hurst” betekent bos, maar “Goud” is onbekend. De oudste vermelding van de naam (Guithhyrste) dateert van het jaar 1095.
De kapel op de heuvel was in 1119 toegewijd aan de Heilige Maagd Maria “St. Mary vijftigerthe Virgin” en groeide naar mate het inwonertal toenam. Een eeuw later ongeveer begon men het schip en het koor van de kerk te bouwen. Het bouwen duurde tot in de 14de eeuw.

Goudhurst veranderde in een dorp gedurende deze 200 jarige periode. Landbouw en veeteelt bloeide. Rond 1330 kwamen Vlaamse wevers naar Cranbrook. Het weverswerk verspreidde zich in de rondomliggende dorpen., zo ook in Goudhurst. De arbeidswoningen van de wevers in Goudhurst dateren van +/- 1350. Het dorp werd rijk door het weven van ”Kentish Broadcloth”.

Gedurende de “Tudor” periode (1485-1603) werd de Weald het zwarte land van Engeland genoemd. Overal in de omgeving van Goudhurst waren ijzerwerken.
Sir Alexander Colepepper’s smederij in Bedgebury produceerde kanonnen die gebruikt werden in het gevecht tegen de Spaanse Armada in 1588.
Terwijl de industrie in het noorde bloeide nam het af in het zuiden. Kent was beter bekend voor het smokkelen van verboden waren, dan voor het vervaardigen van goederen. Wetteloosheid overheerste. In 1747 gaf Goudhurst een goed voorbeeld. De gevreesde Hawkhurst bende werd opgepakt. De plaatselijke landweer werd gevormd en bracht orde en regelmaat.

Het landsleven was over het algemeen vredig, echter niet perfect. In Goudhurst, ver weg van de industriele revolutie, namen huisnijverheid en landbouw af. Slechte arbeidlonen en levensomstandigheden brachten onrust. In 1830 was er oproer in Goudhurst en in andere plaatsen in het zuiden van Engeland. Met het gevolg dat de levensomstandigheden verbeterd werden. De regionale leiders van de oproer werden gestraft met minder zware straffen dan de plaatselijke leiders. De Vlaamse wevers prefereerden bier gebrouwd met hop in plaats van het Engelse “ale”. Ze brachten tal van nieuwe soorten hop. Ze verspreidden zo ook het bierbrouwen met hop. Kleine hopakkers werden groter en bloeiden met zo’n sukses dat tegen het einde van 1800 de hele omgeving ermee bedekt was. Het was een jaarlijkse gebeurtenis wanneer de hopplukkers vanuit Londen in het dorp aankwamen. Dit gebeurde tot en met de vijftiger jaren. Machines namen toen de taak over. Het verbouwen van de hop strekte over 36.000 ha uit in 1860. In 1996 werd 3850 ha verbouwd.

Ondanks al deze veranderingen in de plaatselijke economie is Goudhurst met een inwonertal van tussen de 2500 en 3000 gedurende de laatste 100 jaar hetzelfde gebleven. Zonder treinverkeer ( de spoorbaan openede in 1892 en sloot in 1961) is het zeer onwaarschijnlijk dat Goudhurst een forenzen dorp zal worden. De verscheidenheid van de inwoners is veminderd. Vroeger vond men hier elke vorm van handel en alle soorten van beroepen, maar nu zijn er gelukkig nog 10 winkels.
Zou een inwoner van 100 jaar geleden vandaag door het dorp lopen dan zou hij zijn weg nog steeds gemakkelijk kunnen vinden en zonder teleurstelling, de plaatsen herkennen waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht.